Het blijft een belangrijke beslissing bij elke zwangerschap: doe je de Nip-test of niet? De test staat er vooral om bekend dat hij chromosomale afwijkingen en het syndroom van Down bij het ongeboren kindje kan vaststellen. Toch kan de Nip-test nog veel meer aan het licht brengen, en dat bij de zwangere vrouwen zelf…
de NIP-test
De NIP-test of niet-invasieve prenatale test is een screeningstest die het opsporen van chromosomale afwijkingen bij de ongeboren baby mogelijk maakt door het DNA van de baby in het bloed van de moeder te meten. Vanaf de twaalfde week zwangerschap is er voldoende DNA van de baby aanwezig om de test uit te voeren. De test spoort trisomie 21 (Down syndroom), trisomie 18 (Edwards syndroom & trisomie 13 (Patau syndroom) bij het spruitje op. Ook kan de NIP-test het geslacht van het kindje bepalen.
Sinds 1 juli 2017 wordt de NIP-test in België terugbetaald. De test gebeurt via bloedafname bij de moeder en geeft geen verhoogd risico op een miskraam. Er is ook geen risico voor jou of je baby. Bovendien is de NIP-test betrouwbaarder dan de combinatietest.
genetische analyse bij de moeder
Om het DNA van de baby te analyseren wordt het bloed en dus het DNA van de moeder mee geanalyseerd. Daarbij stoten de laboranten soms op te korte of te lange stukken genen in het DNA van de moeder, dat kan bijvoorbeeld een verhoogd risico op een bepaalde kanker betekenen.
Wanneer belangrijke nevenbevindingen worden gevonden bij de moeder, zullen de arts deze ook meedelen aan de aanstaande ouders. De centra voor menselijke erfelijkheid volgen daarmee het advies van het comité voor bio-ethiek.
Het UZ leuven maakte in september 2019 bekend dat de NIPT nu ook de ziekte van Duchenne kan opsporen. Dat is een spierziekte die de spieren aantast en verzwakt. Een defect in het DMD-gen kan bij zonen veroorzaken. Is de moeder draagster van het gen, dan heeft haar zoon 50% kans dat hij de ziekte heeft. Enkel een vruchtwaterpunctie kan dan definitief uitsluitsel geven.
Bron: Eckert,M., “Nip-test screent ook moeder op genetische defecten”. In: De Standaard, 5 september 2019